“De nieuwe Nederlandse muziek is nog niet zelfstandig genoeg, om reeds elke stimulans van buitenaf te kunnen ontberen. Als de Nederlandse muziek op het ogenblik, gedurende vijf jaren slechts, aan haar eigen ontwikkelingstendensen blijft overgelaten, zitten wij voor 1940 weer vastgegroeid in het ergste provincialisme.”

Willem Pijper

Biografie

Vroege jeugd

Willem Pijper werd in 1894 in Zeist geboren. Hij was enig kind, leed aan astma en werd daarom zeer beschermd opgevoed door zijn ouders. Zodoende kreeg hij tot zijn veertiende thuis onderwijs. Muziek speelde geen grote rol in het gezin, al speelde zijn vader, die als behanger en stoffeerder werkte, af en toe psalmen op het harmonium. Later zette Pijper zich af tegen de in zijn ogen typisch Nederlandse houding ten aanzien van muziek, die hij de harmoniummentaliteit noemde. Toen hij als veertienjarige toch naar het gymnasium in Utrecht ging, bleef hij een eigenzinnig (en sommigen spreken zelfs van egoïstisch) man.

 
 
 

1938 en verder

In 1938 werd Willem Pijper ingewijd in de Vrijmetselarij. Daarom schreef hij in 1940 zes adagios die bedoeld waren als tempelmuziek. De opera Merlijn waar hij met Simon Vestdijk aan werkte waren opgebouwd rond astrologische concepten van de dierenriem. Hij zou echter niet verder komen dan Virgo (maagd), zijn eigen teken. De rest van de opera bleef helaas onvoltooid.

Volgens Leo Samama (in de bundel Erflaters uit de twintigste eeuw (1991)) werd de muziek van Pijper eind jaren 1930 en in de jaren 1940 milder. Het zou getuigen van minder bewust moderne insteek. Hij omschrijft het als de muziek van een teleurgesteld mens. Het zou er op lijken dat hij niet tevreden was over zijn loopbaan en over de maatschappij waarin hij leefde. Hij stierf na langdurig ziek te zijn geweest in 1947 aan kanker.

Willem Pijper en de mensen

Pijper had een grote behoefte aan vriendschap en kameraadschap, maar raakte daarin door zijn kritische geest vaak teleurgesteld. De verbittering die Pijper vaak wordt toegeschreven, zou voor een deel hieruit te verklaren zijn. Zijn vrienden keken daar doorheen. Karel Mengelberg sprak aan zijn graf:  ‘De uiterlijke koelheid van Wim was een masker, want in werkelijkheid bestond er geen fijngevoeliger en liefdevoller mens.’

Toch zou Willem Pijper ook een charmeur zijn, de dichter Marsman noemde hem zelfs bewonderend een haremhouder. Maar hij had ook moeizame relaties met vrouwen. Tweemaal was Pijper getrouwd, de eerste keer met Anette Werker in 1918, van wie hij scheidde in 1926; de tweede keer met de schrijfster Emma van Lokhorst, van wie hij in 1936 scheidde. Willem Pijper had geen kinderen.